Gebruik octrooi ≠ misbruik machtspositie

Exclusieve werking octrooi
Het is een vraag die met enige regelmaat aan de orde komt. Is het gebruik van het exclusieve recht om een octrooi (of een ander intellectueel eigendomsrecht) te gebruiken, in strijd met het mededingingsrecht of niet? De octrooihouder is immers de enige die van een octrooi gebruik mag maken, met uitsluiting van alle anderen. Maakt een octrooihouder misbruik van zijn economische machtspositie door anderen geen gebruik van het octrooi te laten maken? Ook als die anderen het octrooi nodig hebben? Of is die uitsluiting slechts een logisch gevolg van de absolute werking van het octrooi?
Rechtszaak Haust
Op 19 december 2016 deed de rechtbank Gelderland hierover een uitspraak in kort geding in de zaak Continental Bakeries (Haust) tegen X. Het ging in die zaak om een octrooi die een zeker meneer X in 1999 had aangevraagd, in 2000 had verkregen en dat in 2019 verloopt. Het octrooi heeft betrekking op de randinkeping voor platte baksels. Met andere woorden, de bekende inkepingen bij beschuiten. Door dit octrooi is het gemakkelijker om beschuiten uit de nauwsluitende verpakking te halen.
Haust vroeg in deze procedure, vereenvoudigd gesteld, om X te veroordelen om met Haust te onderhandelen over een licentie op redelijke voorwaarden, terwijl Haust in de tussentijd tegen een bepaalde vergoeding alvast gebruik mocht maken van het octrooi. Ook vordert Haust dat X de licentieovereenkomsten met Bolletje en Van der Meulen niet mag uitvoeren.
Uitspraak rechter
De rechter wijst alle vorderingen van Haust af.
Uitsluitend recht
De rechter neemt als uitgangspunt dat een octrooi een uitsluitend recht is. Alleen de houder van het octrooi is gerechtigd om het octrooi te gebruiken, met uitsluiting van alle anderen. Door het octrooi wordt namelijk een tijdelijk (de looptijd van een octrooi is 20 jaar) uitsluitend exploitatierecht gecreëerd voor de octrooihouder. Wel is het mogelijk voor de octrooihouder om aan anderen een licentie te verlenen. In dat geval mogen die licentienemers gebruik maken van het octrooi onder de voorwaarden die de licentiegever (de octrooihouder) en de licentienemer zijn overeengekomen. De octrooihouder is volgens de rechter niet verplicht om een licentie te verstrekken en kan zelf bepalen hoeveel licenties hij wil verschaffen en onder welke voorwaarden. Indien de octrooihouder verplicht zou zijn iedereen een licentie te geven, zou geen enkele licentienemer daarvoor willen betalen.
Misbruik van machtspositie
Haust meent echter dat meneer X niet zomaar kan kiezen aan wie hij wel en aan wie hij geen licentie verstrekt. X had namelijk wel licenties verstrekt aan Bolletje en Van der Meulen, maar weigerde aan Haust een licentie te geven. Volgens Haust zou X zich hierdoor schuldig maken aan misbruik van machtspositie en daardoor artikel 24 van de Mededingingswet overtreden.
De rechter wijst deze redenering van de hand. Het bezit van een intellectueel eigendomsrecht kan namelijk op zichzelf geen misbruik van een machtspositie opleveren. Sterker nog, het gebruik van een intellectueel eigendomsrecht levert op zichzelf geen misbruik op, zelfs niet indien er sprake is van een machtspositie. Alleen in heel bijzondere omstandigheden kan er wel sprake van zijn dat een octrooihouder misbruik maakt van zijn machtspositie. Daarvoor moet wel voldaan zijn aan een heel aantal voorwaarden. Misbruik van machtspositie kan alleen aan de orde zijn als het betreffende octrooi onontbeerlijk is om op de markt door te dringen of indien licentievragende onderneming een nieuw product op de markt wil brengen die de octrooihouder niet voert terwijl daar wel (potentieel) vraag naar is. Verder moet de weigering om een licentie te verstrekken niet op objectieve gronden te verdedigen zijn en moet door de weigering de betreffende markt aan de houder van het exclusieve recht voorbehouden zijn en moet iedere mededinging op de markt worden uitgesloten.
Bij het octrooi van X was dit alles niet aan de hand omdat Haust het octrooi niet wilde gebruiken voor een nieuw product maar een inkeping in beschuit en daarvoor werd het octrooi al gebruikt. Ook was de licentie niet onontbeerlijk omdat er ook andere manieren zijn om beschuiten uit een strakke rol te halen. In het vonnis is een foto opgenomen van de diverse manieren die nu al gebruikt worden.
SEO
Tenslotte heeft Haust nog een beroep op gedaan op het fenomeen Standaard Essentieel Octrooi (SEO). Bij een SEO kan het weigeren om een licentie te verlenen soms wel misbruik van machtspositie zijn. Maar dat ligt aan de bijzondere eigenschappen van een SEO: het moet gaan om een octrooi dat essentieel is voor het opstellen van een technische standaard (zoals voor het 4G netwerk voor mobiele telefonie), die door een standaardisatie-organisatie wordt vastgesteld. En dan moet bovendien door die standaardisatie-organisatie aan de octrooihouder nog als voorwaarde wordt opgelegd dat hij de licenties onder zogenaamde FRAND voorwaarde verleent: Fair, Reasonable And Non-Discriminatory. Indien aan deze voorwaarden wordt voldaan, kan het handhaven van een SEO door de octrooihouder misbruik van machtspositie opleveren. Maar het is duidelijk dat een dergelijke situatie zich hier niet voordoet, al was het maar omdat het octrooi geen SEO betreft.
Conclusie
Haust komt van een koude kermis thuis. Er is volgens de rechter geen enkele reden waarom X aan Haust een licentie op het octrooi moet verlenen. Deze weigering van X om een licentie te verlenen is geen misbruik van machtspositie.

Robbert Mahler

Dit artikel is ook geplaatst op juridischactueel.nl